Niet de symptomen, maar de oorzaak aanpakken – dat is het uitgangspunt van gentherapie. Deze innovatieve benadering kan onder andere uitkomst bieden bij (nu nog) ongeneeslijke of erfelijke aandoeningen. We spreken met Victor van Beusechem, voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Gen en Celtherapie (NVGCT).
'Als je weet wat de oorzaak is, kun je die hopelijk aanpakken'
De NVGCT werd ruim 25 jaar geleden opgericht om onderzoekers, artsen, patiënten en beleidsmakers samen te brengen. De vereniging betrekt al deze partijen actief bij het bevorderen van onderzoek naar gentherapie en het ontwikkelen van nieuwe behandelmethoden. Victor van Beusechem: ‘Met de toenemende kennis over ons DNA, groeide ook het inzicht in het ontstaan van erfelijke ziekten. Dat zorgde voor een nieuw toekomstperspectief: als
je weet wat de oorzaak is, kun je die hopelijk aanpakken. Toen we begonnen, stond gentherapie echt nog in de kinderschoenen. Het was wel mogelijk werkend genetisch materiaal in de cellen van een patiënt binnen te brengen, maar de oorzaak – het genetische defect – bleef daarnaast aanwezig. Dat beperkte het aantal ziekten dat voor gentherapie in aanmerking kwam. In de loop der jaren volgden de ontwikkelingen en doorbraken elkaar in rap tempo op. Een van de belangrijkste mijlpalen was “gene editing”, met deze techniek is het nu wel mogelijk om in de cellen het defecte gen te corrigeren.’
Breder inzetbaar
De klassieke gentherapie, waarbij een werkend gen wordt toegevoegd aan de cellen van een patiënt, kan bij bepaalde aandoeningen zeker effectief zijn. ‘Neem een ziekte als hemofilie, waarbij de bloedstolling verstoord is. Je hebt geen 100% van de normale stollingsfactor nodig om een merkbaar effect te bereiken. Door een functioneel gen via de bloedbaan toe te dienen, kan het lichaam zelf weer stollingsfactoren aanmaken,’ legt Victor van Beusechem uit. ‘Het gen wordt meestal verpakt in een onschadelijk virus en daarmee afgeleverd in de lever, het orgaan dat van nature verantwoordelijk is voor de productie van stollingsfactoren. Als 5% van de levercellen wordt voorzien van een gezond gen is dat al voldoende om het ziektebeeld te herstellen. Omdat het relatief makkelijk is om genen in de lever af te leveren werd hemofilie als één van de eerste ziekten gekozen om gentherapie voor te ontwikkelen.’ Gentherapie bleek veel breder inzetbaar dan oorspronkelijk werd gedacht. Van de mensen die er momenteel mee worden behandeld, is het merendeel kankerpatiënt. Een veelgebruikte benadering is met behulp van gentherapie het afweersysteem van de patiënt te leren kankercellen te herkennen en aan te vallen. Victor van Beusechem: ‘Gentherapie heeft een zeer groot toepassingsgebied en zorgt voor nieuwe mogelijkheden voor allerlei patiënten voor wie geen of slechts beperkte behandelingen bestonden. Dankzij gentherapie zijn voor hen de kansen om een relatief normaal leven te leiden aanzienlijk verbeterd. Idealiter wil je mensen genezen, en dat is in theorie mogelijk, maar daar zijn wel kanttekeningen bij. Het ontwikkelen van deze behandelingen is erg complex en of de effecten ook op de lange termijn blijvend zijn, is in dit stadium nog niet zeker.’
Erfelijke aandoeningen genezen
De grootste obstakels voor de het voor patiënten toegankelijk maken van gentherapie, zijn de hoge kosten en de strikte regelgeving. Victor van Beusechem: ‘Aan het ontwikkelen van deze geavanceerde behandelingen gaan vele jaren van intensief onderzoek, uitvoerige testen en klinische proeven vooraf. Door dit langdurige proces is gentherapie erg kostbaar, in sommige gevallen gaat het om een paar miljoen voor één behandeling. Vooral bij zeldzame aandoeningen zijn de kosten per persoon extreem hoog. Overheden en zorgverzekeraars kunnen dan huiverig zijn om de behandeling te vergoeden. Ook farmaceutische bedrijven zijn terughoudend als de vraag laag is – en bij zeldzame erfelijke aandoening is dat eerder regel dan uitzondering.’ Gentherapie wordt in Nederland nog niet op grote schaal toegepast, maar daar kan op termijn verandering in komen. Onderzoeksresultaten zijn veelbelovend, nieuwe behandelingen baanbrekend. ‘We hebben in ons land te maken met opvallend strenge regelgeving, hoewel op dat vlak de laatste jaren grote stappen worden gezet. De door de overheid ingestelde beoordelingsinstanties zijn steeds meer aan het meegroeien en aan het meedenken op dit gebied, wat een mooie ontwikkeling is. Het biedt hoop voor een gezonde toekomst voor iedereen die baat heeft bij gentherapie. We leven in een bijzondere tijd. Dat erfelijke aandoeningen genezen zouden kunnen worden, dat was een generatie geleden nog ondenkbaar.’
Wat is gentherapie?
Gentherapie richt zich op het aanpakken van de onderliggende oorzaak van een ziekte. Die oorzaak bevindt zich meestal op celniveau, het gaat dan om fouten in het DNA. In plaats van de symptomen die hierdoor worden veroorzaakt te bestrijden, wordt geprobeerd het genetisch defect te herstellen of te compenseren. Dat gebeurt bijvoorbeeld door een gezond gen toe te voegen aan de cellen van een patiënt, of door het foutieve gen te repareren. De techniek is nog volop in ontwikkeling, veel van de momenteel beschikbare behandelingen zijn experimenteel. Dat betekent dat lang niet iedereen in aanmerking komt voor gentherapie, voor de meeste mensen is het alleen toegankelijk als onderdeel van een klinische studie. Omdat gentherapie op celniveau ingrijpt, is in sommige gevallen een eenmalige behandeling voldoende voor een blijvend effect. Daarmee biedt het nieuwe perspectieven voor patiënten voor wie tot nu toe geen effectieve behandeling beschikbaar was.