Willen we industriële activiteiten in Nederland behouden, en dus het verdienvermogen en de werkgelegenheid, dan is verduurzaming van de maakindustrie een voorwaarde. De SER doet een aantal aanbevelingen om de klimaatdoelen voor 2050 te halen.
Ingrijpende maatregelen om het elektriciteitsnet te verzwaren. Een integraal, breed gedragen en actief arbeidsmarkt- en scholingsbeleid om te voorkomen dat de transitie vastloopt op een tekort aan gekwalificeerd personeel. Een concrete uitwerking van de verduurzaming van de maakindustrie. En een strategische clean-tech agenda voor nieuwe schone technologieën in de maakindustrie. Het zijn de aanbevelingen van de SER die een nieuw kabinet dringend oproept hier prioriteit aan te geven. ‘De problemen die we bijvoorbeeld nu hebben met de netcongestie,’ zegt SER-kroonlid Henri de Groot, ‘daar werd tien, vijftien jaar geleden al voor gewaarschuwd. Het onderstreept de urgentie: maak nu écht serieus werk van een betrouwbaar, langdurig ingezet beleid op de transitie. Waar willen we met elkaar uitkomen in 2050? En hoe komen we daar? Een deel van de problemen met de netcongestie komt voort uit iets waarin we succesvol zijn: het aanjagen van duurzame energieopwekking. Simpel gezegd: als de zon aan het begin van de avond ondergaat, willen we allemaal tegelijkertijd onze apparaten opladen, van auto tot mobiele telefoon, en ontstaat er een enorme piek in de vraag terwijl het aanbod afneemt. Daar moet meer balans in komen. En daar zijn al slimme technologische oplossingen voor.’ Er is op dat vlak veel voor handen, beaamt Focco Vijselaar, algemeen directeur bij werkgeverskoepel VNO-NCW: ‘De Nederlandse industrie heeft een fantastische uitgangspositie en volop plannen om de energietransitie uit te voeren. We moeten bedrijven in staat stellen om de aanpak van netcongestie te versnellen en risico’s af te dekken die de markt niet aan kan. Door vast te houden aan een geloofwaardige richting kunnen we koploper worden met de meest duurzame industrie van de wereld. Dit is enorm belangrijk voor hoogwaardig werk, R&D en om onafhankelijk te blijven van de grote machtsblokken.’
Onzekerheid
Bas van Weegberg, lid Dagelijks Bestuur van FNV, ziet de onzekerheid bij zijn leden: ‘Mensen die werken in de industrie snakken naar duidelijkheid van de overheid. En vooral ook naar daadkracht die we de afgelopen 10, 15 jaar hebben gemist of die vooral gericht was op de korte termijn. Daarom roepen we op om snel beslissingen te nemen. De Europese Commissie is er vorige maand mee akkoord gegaan dat Duitsland met 1,3 miljard de vergroening van staalconcern ArcelorMittal ondersteunt. Er is dus geen belemmering voor staatssteun. Ook in Nederland is het tijd voor zo’n keuze.’ Vijselaar: ‘Als je nu niet tijdig actie onderneemt en als de banen wegvallen bij bijvoorbeeld Chemelot, dan hebben we een sociaal-economisch probleem in Limburg; Chemelot is daar op dit moment goed voor 30 procent van het bruto regionaal product.’ De producten die gemaakt worden, benadrukt Vijselaar, zijn in belangrijke mate producten die we ook in de toekomst nodig hebben: ‘Ze kunnen zonder uitstoot geproduceerd worden. Maar daarin moet je investeren. En daarvoor hebben we de hulp nodig van de overheid, zowel in de wet- en regelgeving als in de beprijzing. Zo creëer je duurzame banen voor de toekomst. En vergeet niet; onze industrie staat momenteel niet bepaald op voorsprong internationaal.’ ‘Daar moeten wel duidelijke voorwaarden bij horen,’ zegt Van Weegberg. ‘Sociale voorwaarden en een duidelijk klimaatplan van de bedrijven zelf. Maar ook strenge voorwaarden met het oog op de gezondheidseffecten voor omwonenden, zoals de commissie Levy over Tata Steel stelde. Er zal publiek geld nodig zijn, maar dat mag geen gratis geld zijn. Het is belangrijk dat de overheid laat zien dat het menens is, dat ze risicodragend wil instappen en knopen gaat doorhakken.’ De Groot: ‘En dat geldt oók als het gaat om de grondstoffentransitie. De nadruk ligt nu sterk op energie en klimaat, maar je kunt het niet los zien van de ontwikkeling van een circulaire economie. We zien de overheid daar nog steeds mee worstelen. En daarom roepen we op om óók op dat vlak te komen met een adequate uitvoeringsstructuur en een coherent instrumentenpakket.’
.