De Nederlandse economie is de meest concurrerende van Europa. Punten van verbetering zijn het innovatievermogen en de arbeidsmarkt.
Er is een verband tussen beide, constateert Marc Hendrikse, het boegbeeld van de topsector Hightech Systemen en Materialen. “Automatisering en robotisering zijn nodig om de groei van de arbeidsproductiviteit op peil te houden.”
Hendrikse ziet het als zijn belangrijkste taak de samenwerking op innovatiegebied te borgen. Hij is blij met de herwaardering voor de Nederlandse maakindustrie. “In Nederland hebben we wereldkampioenen in productie, van eiersorteermachines tot machines om computerchips of de meest nauwkeurige elektronenmicroscopen te maken. Dat valt voor het grote publiek niet zo op, maar daar zouden we meer aandacht voor mogen én moeten hebben.”
Wat kan er beter?
“Wat we herkennen, is dat de productiviteitsgroei al een tijdje onvoldoende is. Dat aspect, de innovatie van processen en productiviteitsverbetering, blijft achter bij wat wij wensen. Vooral ook omdat je straks minder arbeidspotentieel beschikbaar hebt door de vergrijzing.
Het aantal jongeren dat voor techniek kiest is groeiende, maar nog steeds onvoldoende om het tekort aan arbeidskrachten zo meteen op te vangen. Het is een noodzaak om dat creatief en innovatief op te vangen. Daarom is automatisering en robotisering zo belangrijk. Dat is een inhaalslag die we nog moeten maken. Het is zeker niet zo dat we denken dat we door de automatisering minder mensen in de sector nodig hebben. Je kunt met die mensen wel meer output verzorgen en daarmee tegen concurrerende prijs blijven produceren in Nederland.”
Is er een verklaring voor de slechte score qua innovatiekracht?
“Een vaak gebruikte verklaring is dat als de lonen onvoldoende stijgen er onvoldoende incentive is om te automatiseren. Er is ook weerstand tegen automatisering. Het wordt gezien als verlies van arbeidsmogelijkheden.
Zelf denk ik dat het complexer is. In Nederland zijn we qua productie goed in kleine series met grote variëteit. Die wisselingen in de productie zijn veel moeilijker te organiseren. Dat is ook de reden dat onze smart Industry-agenda op aspecten afwijkend is van bijvoorbeeld de Duitse industrie-agenda met hun auto-industrie, waar ze juist in grote aantallen produceren.
Hoe belangrijk is samenwerking?
“We maken veel gebruik van ‘field labs’, waar bedrijven onderling en met kennisinstellingen, zoals TNO en NLR, samenwerken om dingen uit te proberen.”
De digitalisering van het fabricageproces vanuit een netwerkstructuur organiseren is een uiterst complex verhaal dat op heel veel gebieden in field labs wordt uitgeprobeerd. Door de kennis die daar wordt opgedaan breed te delen, hopen we op een versnelling van de digitalisering. Een van de bottlenecks is dat we in onze industrieën te maken hebben met ketens, met meerdere partijen die uiteindelijk samen tot een product komen. Die organisaties hebben allemaal hun eigen PLM (Product Lifecycle Management) en ERP-systeem (Enterprise Resource Planning), die nu niet op elkaar aansluiten. De uitdaging is dat er een paraplu qua ICT ontstaan, waarbij data van het ene systeem geautomatiseerd wordt omgezet naar het andere.”
Wat is de unieke kracht van Nederland?
“Waar Nederlanders verschrikkelijk goed in zijn is systeemdenken. Wij zijn anti-hiërarchisch. In Nederland kan iemand die iets bedenkt rechtstreeks praten met degene die het moet maken. Daar zit geen hiërarchische laag tussen. Mensen werken graag samen, staan open voor andere technische achtergronden. Daardoor zijn we vaak in staat een betere en slimmere oplossing voor een systeem te bedenken dan in andere landen. In horizontaal verband is het zo dat specialisten samen om tafel kunnen zitten om te kijken ‘wat is het probleem? Hoe kunnen we hiervoor de optimale oplossing bedenken? Naar een kleine specialist wordt met net zoveel respect gekeken als naar de eindfabrikant. Er wordt veel meer vanuit gelijkwaardigheid geredeneerd en geopereerd. Dat is een cultureel aspect dat in onze genen zit.”
Wat is de rol van de overheid?
“Samen met de landelijke overheid hebben het Smart Industry-concept uitgeroepen tot sleuteltechnologie. Op het gebied van smart industry werken we nauw samen met Duitsland. Er zijn contacten op het allerhoogste niveau, waarbij we van elkaar leren en samen stappen zetten om concurrerend te blijven. De overheid speelt op dat punt een belangrijke rol. Het feit dat Nederlandse bewindslieden met hun Duitse collega’s hierover spreken en het koningshuis zich hiervoor inzet opent deuren. Regionale overheden ondersteunen de field labs vaak financieel.”
Moeten we zorgen maken over onze concurrentiepositie?
“Als ik zie met hoeveel mensen en geld bijvoorbeeld een land als China bezig is op gebieden van productie en digitalisering, dan moeten we ons zorgen maken dat we niet snel achterop raken als we onvoldoende investeren. Datzelfde zie je in de Verenigde Staten, waar de investeringen vooral plaatsvinden op defensiegebied, waarvan de spin-off’s bij de industrie terechtkomen. De urgentie vanuit Europa en Nederland moet groot zijn.”
Is er voldoende oog voor het belang van de industrie?
“Absoluut niet, maar gelukkig wel groeiende. Tot 2008 dachten we dat we een diensteneconomie konden zijn. Met de kredietcrisis zijn we er achter gekomen hoe belangrijk productie in je eigen maatschappij is. De geopolitieke situatie van dit moment – of het de Brexit is of de handelsoorlog tussen China en de VS – benadruk nog eens waarom het belangrijk is dat je de waardeketens in de buurt hebt. Iedereen is steeds meer bezig met eigen land eerst. Dat zullen we als Europa ook meer moeten doen.”