Zorgorganisaties constateren een groeiende zorgkloof, onder andere in de vorm van groeiende wachtlijsten. Inmiddels is het aantal wachtenden voor een verpleeghuis gegroeid naar 18.000 ouderen. “Het is een stille crisis,” stelt Conny Helder, bestuurslid van ActiZ branchevereniging van zorgorganisaties. De vierhonderd bij ActiZ aangesloten zorgorganisaties verzorgen met ruim 400.000 medewerkers 90% van de omzet in de ‘VVT-sector’ (verzorging, verpleging, thuiszorg). ActiZ is hun spreekbuis en helpt zorgorganisaties hun medewerkers in staat te stellen om zo goed mogelijke zorg te leveren voor circa twee miljoen cliënten.
“Ik heb geen instortende ijsbergen die ik kan laten zien, maar de maatschappelijke impact is vergelijkbaar met het klimaat. Daar moeten we het als samenleving met elkaar over hebben.” Kijk je naar de demografische ontwikkelingen, in 2040 4,8 miljoen 65-plussers, een toename van 55%. Het aantal 90-plussers stijgt tegelijk met bijna 200% tot 340 duizend. Dan is het duidelijk dat niets doen geen optie is, benadrukt ze.
‘We moeten nú praten over mórgen’
“Ik ben van nature optimistisch. Maar als je kijkt naar wat nodig is aan zorg voor ouderen en chronisch zieken in combinatie met de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, dan word ik stil en krijg ik haast. We voelen elke dag de druk oplopen.” Behalve bestuurslid bij ActiZ is Helder bestuursvoorzitter van de Brabantse zorgorganisatie Tante Louise. Om de vraag op te vangen, moet één op de vier Nederlanders in de zorg gaan werken. Nu is dat 1 op de 7. “Dat is niet reëel. Er zijn eenvoudigweg niet genoeg mensen beschikbaar in Nederland om de gevolgen van de vergrijzing op te blijven vangen zoals we dat nu doen.”
In de sector gebeurt veel goeds, er wordt hard gewerkt aan het verbeteren van kwaliteit. Als voorbeelden noemt Helder de impuls van het kwaliteitskader Verpleeghuiszorg en de inzet om het oplopende personeelstekort terug te dringen. Evengoed gaat het niet lukken om de groeiende vraag bij te benen, constateert ze. “We doen enorm ons best, doen wat we kunnen. Regionaal werken we nauw samen en denken we na hoe we met elkaar kunnen sturen. Dat heeft een goede impuls gegeven, maar zelfs dan gaat het ons niet lukken om het gat van wat nodig is tussen nu en vijftien jaar te dichten.”
“Wat vind je belangrijk als je zelf hulp nodig hebt? Hoe kunnen we dat met elkaar organiseren?”
Moeilijke onderwerpen
Het is niet een probleem van de ouderzorg zelf, benadrukt Helder. “Het is een maatschappelijk vraagstuk. Wat kunnen we doen dat we in Nederland op een goede manier met onze ouderen omgaan? We moeten letterlijk nú gaan praten over mórgen.” En eerlijk zijn en moeilijke onderwerpen niet vermijden, benadrukt ze. “Heersende aannames brengen we in kaart en stellen we ter discussie. Wat we in de praktijk dagelijks merken in gesprekken met cliënten en hun naasten, is dat morgen vaak wordt gezien als een soort verbeterde versie van vandaag. Maar kijk je naar de groeiende populatie ouderen en weinige mensen die straks in de arbeidsmarkt zijn, dan kun je op de vingers van één hand tellen dat dat niet gaat lukken. Dus moeten we het ook hebben over het beeld dat we hebben van ‘morgen’. Bieden we op exact dezelfde wijze zorg als nu, of moeten we het anders organiseren? Waarbij anders niet per se minder is.” Het maatschappelijk debat daarover móet worden gevoerd, benadrukt Helder. “Dat vraagt aan iedereen om mee te denken.”
Als voorbeeld van de stappen die nodig zijn, noemt ze passende woonvormen voor ouderen. “Daar moeten we prioriteit aan geven. Dat zit ook in het advies van de Commissie-Bos besloten.” Helder benadrukt ook het belang van goed werkgeverschap. “We hebben goede mensen aan ons gebonden en goede relaties met opleidingen, maar daar zullen we nog harder aan moeten trekken omdat de concurrentie met andere sectoren enorm zal toenemen. ”
Tot 2050 verdubbelt het aantal mensen met dementie. “Het is een ziekte die je overkomt, maar je kunt gelukkig ook heel veel dingen nog wel. Het leven gaat zo goed mogelijk door. Gelukkig leren we steeds meer wat mensen nog zelf kunnen en hoe we dat kunnen benutten. In het nadenken over nieuwe vormen van zorg van mensen met dementie kunnen we nog veel stappen zetten. Mensen met dementie kunnen met een goed netwerk en steunstructuur wellicht vaker ook thuis wonen.”