Ondanks vele gedane inspanningen van de pluimveesector staat er vanuit de maatschappij en de politiek druk op de pluimveesector om nog verder te verduurzamen en het dierenwelzijn naar een nog hoger niveau te tillen. Als onderzoeker duurzaamheid in de veehouderij heeft Ferry Leenstra op de voet kunnen volgen welke stappen de sector de afgelopen jaren heeft ondernomen en welke plannen er op de agenda staan om verder te verduurzamen.
Nederland heeft een rijke geschiedenis in pluimvee. Leenstra heeft de sector de afgelopen veertig jaar een enorme omslag zien maken. “Na de Tweede Wereldoorlog lag de focus in de landbouw en veeteelt op specialisatie en intensivering. In die jaren zijn reuzenstappen gezet. Kip en ei werden van een luxeproduct het voordeligste dierlijke product.”
Omslag
Leenstra is een van de opstellers van de Uitvoeringsagenda Duurzaamheid voor de pluimveesector. De discussie over een betere borging van het dierenwelzijn is zeker veertig jaar oud. Deze begon met de discussie over kooien in de legsector. “Dat is een omslag geweest die in vijftien jaar is gerealiseerd.” Momenteel maakt de vleeskuikensector de omslag naar meer diervriendelijk en moet dat met integrale verduurzaming combineren. “De inspanning voor zo’n verandering is tig keer groter dan voor aanpassingen die bij varkens of koeien zijn gedaan. Het vraagt om forse investeringen, en daarmee ook om commitment van de supermarkten. Het lukt alleen met hogere prijzen. Supermarkten moeten na de investering niet overstappen op goedkopere kip uit Brazilië of Thailand. En de consument moet bereid zijn om meer te betalen. Met eieren is die omslag qua meerprijs gelukt.”
Spagaat
“Alle boeren zijn van nature met duurzaamheid bezig. De opvolging is belangrijk. Duurzaamheid betekent op lange termijn door kunnen gaan met het pluimveebedrijf.” Precies op dat punt ontbreekt het aan vertrouwen in de politiek, constateert ze. “De politiek heeft ‘prachtige oneliners’, maar is voor boeren moeilijk te volgen. Ze krijgen met steeds weer nieuwe eisen niet de kans op een duurzame manier te reageren, zonder een hypotheek te nemen op de toekomst.” De bereidheid om te luisteren naar de geluiden uit de maatschappij en dierenwelzijn- en milieuclubs is er, meent Leenstra. De bedrijven in de sector hebben een lange termijn visie nodig die niet om de paar jaar wordt bijgesteld. Een bedrijf heeft geen bestaansrecht als zij miljoenen heeft geïnvesteerd en dat dan blijkt dat deze investering na een paar jaar al weer achterhaald is vanwege nieuwe gestelde eisen.
Koploper
De vraag naar kippenvlees in Nederland en de wereld stijgt door. “Onder andere omdat aan kip geen religieuze bezwaren kleven en als vervanging van rood vlees.” Twee derde van het vlees wordt geëxporteerd naar het buitenland. Gevraagd of de Nederlandse pluimveesector niet beter kan inkrimpen, geeft ze twee tegenargumenten. “Zoals de sector nu opereert en qua milieubelasting zijn verbeteringen mogelijk. Deze worden ingezet. De Nederlandse pluimveesector is qua prestaties op alle niveaus koploper in de wereld. Dat moet ook wel, als je in Nederland pluimvee houdt, zijn de kosten hoger dan waar ook ter wereld. En toch kan de sector concurreren, omdat ze het technisch goed doet en de druk om het beter te doen groot is.”
“We zijn een groot exporterend land vanwege de geografische ligging. De meeste export is voor vlak over de grens, op de eigen (interne) Europese markt. Bijna alles blijft in de driehoek Londen, Berlijn, Parijs..” Er zijn pogingen gedaan om de productie deels te verplaatsen naar Hongarije en het oosten van Duitsland, maar dat is niet gelukt. “Vanwege de ligging en de expertise.” Ook in het kader van een duurzame productie is export juist noodzakelijk. De delen van de kip die wij hier niet consumeren exporteren we. Dat is natuurlijk duurzamer dan het vernietigen van deze producten.