Draghi pleit in zijn rapport aan de Europese Commissie om jaarlijks 750 à 800 miljard euro extra te investeren in de energietransitie, innovatie, digitale technologie en defensie. Daarbij wijst hij op de Europese productiviteit en weerbaarheid die onder druk staan. VNO-NCW deelt diens zorgen over de staat van de Europese economie ten opzichte van de VS en China.
‘We staan in de top 3 qua elektriciteitsprijzen én energiebelasting, daar wil je absoluut niet staan’
Draghi roept op om onze concurrentiepositie te versterken. ‘Kijk je naar de cijfers van de Wereldbank, dan zie je dat het Amerikaanse BBP per hoofd van de bevolking inmiddels bijna twee keer zo hoog is dan het Europese BBP per hoofd van de bevolking,’ vertelt strategisch beleidsadviseur Frederik van Til. De oorzaak ligt in de toenemende productiviteitskloof. Dat komt bijvoorbeeld doordat de VS er veel beter in slaagt om digitale technologieën toe te passen en dat de Europese markt meer versnipperd is.’ Ook de regeldruk en hoge energieprijzen spelen een rol. ‘Draghi stelt daarom dat concurrentievermogen en verhoging van de productiviteit bij de Europese Commissie op 1 moeten staan op de nieuwe Europese agenda (2024-2029). Dat is zo belangrijk omdat – óók in vergrijzende samenleving – een hogere productiviteit essentieel is voor het uitvoeren en financieren van de maatschappelijke opgaven waarvoor we staan. Op het gebied van duurzaamheid, digitalisering, veiligheid en ons socialezekerheidsstelsel. Daarom moeten we de komende jaren flink aan het werk.’
Interne markt
Bedrijven ervaren nog steeds dat ze te maken hebben met 27 nationale markten in plaats van één interne markt. ‘De European Round Table for Industry heeft meer dan 100 interne marktbarrières geïdentificeerd. Door deze belemmeringen kunnen bedrijven en burgers de voordelen van de interne markt niet benutten. Denk bijvoorbeeld aan de versnipperde kapitaalmarkten of een potje verf waar je in elk land een ander etiket voor nodig hebt. Of verschillende regels voor vervoer van afval als secundaire grondstof.’ Het gaat óók over de Europese energiemarkt, constateert hij. ‘De elektriciteitsprijzen zijn in Europa twee tot drie keer zo hoog als in de VS en gasprijzen zelfs vier tot vijfmaal hoger. Vergunningverlening duurt veel langer én we hebben te maken met netcongestie. Daar lopen bedrijven in heel Europa tegenaan.’ Nederland heeft nog een extra uitdaging, aldus Van Til. ‘Volgens Draghi staat Nederland in de top 3 qua hoogste elektriciteitsprijzen én hoogste energiebelasting. In dat rijtje wil je absoluut niet staan.’ Momenteel wordt de EU-richtlijn rondom energiebelasting herzien, maar zo benadrukt hij: ‘Belastingheffing is een nationale competentie. Het is iets waar we vooral ook nationaal naar moeten kijken, om te zorgen dat we veel beter de ruimte gebruiken die andere lidstaten wel benutten als het gaat om het ondersteunen van de eigen industrie en productiebedrijven. Nederland moet bijvoorbeeld kijken hoe we energie-infrastructuur – dat net als de weg- en spoorinfrastructuur een publiek goed is – vanuit slimmere methoden kunnen financieren.’ Dat is bittere noodzaak. Door de hoge energieprijzen hebben strategische energie-intensieve industrieën hun productie verlaagd, waardoor de EU afhankelijker wordt van derde landen, valt te lezen in het Draghi-rapport.
Weerbaarheid
VNO-NCW heeft afgelopen jaar haar visie op brede welvaart geactualiseerd, verklaart Van Til. ‘Voorheen was onze visie gecentreerd rondom drie pilaren: duurzaamheid, productiviteit en inclusiviteit. Daar hebben we dit jaar ‘weerbaarheid’ aan toegevoegd. Door de geopolitieke situatie gaat dit een toenemende prioriteit zijn. In Europees verband is dat, naast concurrentievermogen, een van de speerpunten voor de komende vijf jaar.’ Daarbij gaat het om vragen als: heb je toegang tot de basisindustrie en tot strategische goederen en grondstoffen? ‘Als de randvoorwaarden voor een investering in Europa niet op orde zijn, bijvoorbeeld door de hoge energieprijzen, zie je dat de productie naar derde landen wordt verplaatst. Dat is niet goed voor onze economie en werkgelegenheid, maar ook niet voor onze weerbaarheid en het klimaat.’ Als voorbeeld noemt hij een Griekse aluminiumproducent die Europese productie tijdelijk heeft verplaatst naar een minder duurzame fabriek in Indonesië. ‘In Brussel is de urgentie van de problematiek inmiddels doorgedrongen. We moeten zorgen dat dat ook in Nederland wordt gevoeld, door de nationale politiek. Dat concurrentievermogen en weerbaarheid hoog op de agenda komen en we in Europees verband daarin als constructieve partner moeten optrekken.’