Juist in een periode waarin het vormgeven van de circulaire economie prioriteit heeft, lijkt recycling in het verdomhoekje terecht te komen. Aan de ambitie vanuit de Rijksoverheid ligt het niet. De paradox is dat (recycling)bedrijven die circulaire initiatieven willen oppakken, zoals Heros Sluiskil, vastlopen in tegenstrijdige beleidskaders. Waardoor de circulaire doelstelling steeds verder uit beeld raakt.
Met de introductie van de nieuwe Omgevingswet hebben lokale overheden extra ruimte om een eigen koers te varen
Tegen 2050 moet Nederland volledig circulair zijn. Met Steven Van Eijck is er zelfs een Speciaal Regeringsvertegenwoordiger voor de Circulaire Economie aangesteld. Met het Circulair Materialenplan (CMP) als opvolger van het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP3), wordt gewerkt aan een uniform kader voor het hergebruik van grondstoffen, het omgaan met afval en het verlenen van vergunningen. ‘In termen van ambitie zit Nederland daarmee vooraan in de klas. Maar in werkelijkheid is de afstand tussen de Rijksoverheid en de lagere overheden nooit groter geweest,’ verzucht Erwin Pieters, directeur HEROS Sluiskil. ‘Met de introductie van de nieuwe Omgevingswet hebben lokale overheden extra ruimte om een eigen koers te varen. Die gebruiken ze door strengere eisen te stellen aan bijvoorbeeld bouwprojecten of infrastructuur die het gebruik van circulaire materialen ontmoedigen. Bedrijven worden geconfronteerd met langdurige vergunningsprocedures of regelgeving die circulaire praktijken, zoals materiaalhergebruik, beperken. Hierdoor gaan circulaire intenties verloren in bureaucratische obstakels en belandt recycling in het verdomhoekje. Juíst in een periode waarin het vormgeven van de circulaire economie prioriteit heeft!’ Hij vat het samen als de circulaire economie paradox.
Vertraging, Frustratie en Schade
De Circulaire Economie Paradox leidt tot frustratie bij bedrijven die circulaire initiatieven willen oppakken, maar vastlopen in tegenstrijdige beleidskaders, constateert Pieters. ‘Het aantal recyclingbedrijven dat de handdoek in de ring gooit nog is nooit zo hoog geweest. Binnen de context waarbij we minder beslag willen leggen op schaarse primaire bronnen, een belangrijke CO2-reductie willen realiseren en minder afhankelijk willen zijn van landen buiten Europa kunnen we ons niet permitteren het kind met het badwater weg te gooien.’ Hij roept op tot betere afstemming tussen verschillende overheidslagen, duidelijkere richtlijnen en het wegnemen van belemmeringen om de ambities van de Rijksoverheid te realiseren. Als voorbeeld haalt hij het gebruik van AEC-bodemas aan. Dit is het belangrijkste restproduct van afval energiecentrales, dat door Heros Sluiskil wordt verwerkt tot materiaal dat onder meer wordt ingezet in bouwprojecten of betonproducten. Met de komst van de Omgevingswet, die sinds 1 januari 2024 van kracht is, stellen lokale overheden in hun omgevingsplannen allerhande aanvullende eisen, die de inzet van bewerkte bodemas als secundaire grondstof feitelijk blokkeren. Het leidt tot onbegrip van Pieters. ‘Het lijkt wel alsof eraan wordt voorbijgegaan dat AEC-bodemas een restproduct van onze welvaart is, een weerspiegeling van hoe we het doen als wegwerpmaatschappij. Er mist regie, waardoor beleidskeuzes soms lijnrecht tegen elkaar ingaan.’ De visie op AEC-bodemas is daar een goed voorbeeld van, meent hij. ‘Het Rijksbeleid lijkt af te koersen op het verplichtstellen van één enkele technische oplossing, reiniging van AEC-bodemas door wassen terwijl noch de markt noch het maatschappelijk draagvlak voor de gewassen grondstof bestaan. Om nog te zwijgen van de beperkingen van de reinigingstechniek zelf. De techniek werkt goed tot een bepaald punt van vervuiling, maar levert ook enorme hoeveelheden te storten slib op. Wat weer haaks staat op het overheidsbeleid om de hoeveelheid te storten afval in Nederland te halveren tegen 2030 en zelfs tot nul te herleiden in 2050.
Fatale stilstand in de keten
Inzetten op het integraal reinigen van AEC-bodemas, ongeacht samenstelling en oorsprong, is de beste garantie op een fatale stilstand in de keten, betoogt Pieters. ‘In die omstandigheid dreigen we te moeten terugvallen op export naar veelal inferieure toepassingen in het buitenland of massaal storten in eigen land. Je krijgt dan als Rijksoverheid net het omgekeerde van wat je wil! De vraag is bovendien hoe groot de nevenschade zal zijn in termen van recyclingbedrijven die de handdoek in de ring gooien, afval dat in de straat blijft staan of minstens een nog veel duurdere rekening voor de burger.’ Hij bepleit pragmatische en realistische afspraken. ‘Dat houdt in dat je water bij de wijn doet, en dat je soms accepteert dat een bepaald deel van de bewerkte bodemas niet verder te reinigen is op de wijze die je het liefst zou hebben.’ Er bestaan goede oplossingen die minder inzetten op het volledig verwijderen van eventuele verontreinigingen, vertelt hij. ‘Je kunt het materiaal verwerken op een wijze waarop dat geen gevaar voor de omgeving oplevert. Denk aan het vervangen van 25% van het zand of grind in betonwaren, zoals stoeptegels of kantranden. Dat gebeurt volgens de strengste criteria.’ Denk ook aan het vervaardigen van stabiliseringsvloeren, de zogenaamde zand/cement stabilisatie, waarbij je de hoeveelheid zand quasi integraal kunt vervangen door bewerkte bodemas. Of aan de belangrijke kansen die er liggen voor bewerkte bodemas bij de creatie van waterbergingen. Toch komen diverse gemeenten die soms zelf eigenaar zijn van een Afval Energie Centrale met allerlei aanvullende eisen, die inzet van dergelijke producten frustreert. ‘Terwijl alle risico’s zijn onderzocht.’
Harmonisatie van beleid
Er speelt een “not in my backyard”-emotie rondom recycling, meent Pieters. ‘Het is noodzakelijk, maar we willen er zelf liever niks mee te maken hebben. ‘De onduidelijkheid over toekomstige normen en extra meld-, informatie- en monitoringsverplichtingen ontmoedigt aannemers en producenten om bewerkte bodemas in te zetten, wat nu al leidt tot een stilstand in de afzet.’ De patstelling heeft deels te maken heeft met de hoge verwachtingen die we met elkaar creëren, stelt hij vast. ‘In Nederland heb je een overheid in Den Haag die zich graag profileert met circulaire ambities. Zonder dat wordt nagedacht over de consequenties of de vraag of dat realistisch ook haalbaar is.’ Hij bepleit harmonisatie van beleid en betere samenwerking. ‘Ontwikkel een helder en bindend nationaal beleidskader voor de Circulaire Economie dat richtlijnen geeft over het gebruik van secundaire materialen. Veranker dat kader juridisch zodat lagere overheden hun regelgeving hierop afstemmen. Zorg bovendien voor een eenduidige regelgeving. Vereenvoudig en harmoniseer eisen aan secundaire materialen (certificering, kwaliteit, toepassing) om onzekerheden en tegenstrijdigheden tussen de verschillende overheidsniveaus te verminderen.’ Ambtenaren van lagere overheden moeten worden geïnformeerd over de voordelen en toepassingen van secundaire materialen. En – vooral – zet in op een publiek-private samenwerking. Betrek het bedrijfsleven als cruciale stakeholder en kennisdrager in de transitie naar een Circulaire Economie. Dat is een kwestie van schaal, innovatie, snelheid én realiteitszin. Bedrijven zijn op zoek naar een handelingsperspectief waarbinnen ze terug kunnen innoveren, investeren en dus ondernemen.’
Circulair alternatief voor zand en grind
In Nederland wordt per inwoner 165 kilo grijs afval per jaar geproduceerd. Omgerekend betekent het dat iedere inwoner jaarlijks 35 kilo bodemas aan de straat zet. Heros verwerkt jaarlijks 1 miljoen ton bodemas. Dat is dus meer dan de hoeveelheid die alle Nederlanders produceren. Daaruit worden liefst 70.000 ton aan ferrometalen teruggewonnen, 15.000 ton aluminium en 5.000 ton koper en andere edele metalen. De resterende bodemas wordt na bewerking of reiniging gebruikt als alternatief voor zand en grind. Dat is ook hard nodig. In tegenstelling tot de algemene beleving in Nederland is de behoefte aan industriezand groter dan het aanbod. En die vraag neemt alleen maar toe door de wereldwijde verstedelijking.