Voor mensen met hemofilie was een kleine bloeding ooit levensgevaarlijk. In de jaren zeventig werd behandeling met stollingsfactoren geïntroduceerd, nu biedt gentherapie uitzicht op een leven zonder infusies.
'Dankzij dit gen gaan hemofiliepatiënten voor het eerst zelf factor ix aanmaken'
Hemofilie is een erfelijke bloedstollingsstoornis met grote impact op het dagelijks leven. Ernstige bloedingen kunnen ontstaan na een val of een ongelukje, maar ook spontaan optreden – met name in de gewrichten, met op lange termijn ernstige gewrichtsafwijkingen. In de loop van de vorige eeuw werd het mogelijk om stollingsfactoren uit bloed te zuiveren en later ook via DNA-technieken te maken en toe te dienen aan hemofiliepatiënten.
Met behulp van twee tot drie wekelijkse infusies werden bloedingen beperkt of voorkomen. Het verbeterde de levensverwachting en kwaliteit van leven aanzienlijk en is al vijftig jaar de standaardbehandeling bij mensen met ernstige hemofilie. Gaat daar binnenkort verandering in komen? Hematoloog prof. dr. Frank Leebeek, als hoofdonderzoeker betrokken bij het onderzoek naar gentherapie bij hemofilie, vertelt: ‘Er zijn twee typen hemofilie, die we aanduiden met A en B. Het verschil tussen beide is de stollingsfactor die mist, bij hemofilie A is dat factor VIII (acht) en bij hemofilie B factor IX (negen). Het effect daarvan is bij beide aandoeningen min of meer hetzelfde: het bloed stolt niet goed. Laten we hemofilie B even als voorbeeld nemen. Gentherapie gebeurt met behulp van een gemodificeerd virus, waarin een gezond IX-gen is ingebouwd, dat via een eenmalig infuus aan de patiënt wordt toegediend. Het virus gaat via de bloedbaan naar de lever en daar wordt het functionele gen in de kern opgenomen. Dankzij dit gen gaan hemofiliepatiënten voor het eerst zelf factor IX aanmaken. Zo biedt deze gentherapie een volledig nieuw perspectief voor mensen met ernstige hemofilie.’ ‘Gezonde mensen hebben een stollingsfactor van 100%, patiënten met hemofilie hebben 0%. Met een stollingsfactor van rond de 40% kun je een normaal leven leiden. Bij onze eerste studie, nu bijna tien jaar geleden, gebruikten we een gezond factor IX-gen. Dat leidde bij de deelnemers voor een stollingswaarde van gemiddeld 5 tot 10% – een enorme vooruitgang. Deze patiënten gingen van ernstige hemofilie naar milde hemofilie en hadden geen onderhoudsbehandeling meer nodig. Voor de tweede studie hebben we het gezonde factor IX-gen iets veranderd, waardoor het veel beter werkt. Na het toedienen van deze verbeterde gentherapie hadden deelnemers een gemiddelde stollingswaarde van 35 tot 40%, er waren zelfs uitschieters naar 80%. Deze mensen zijn nu klachtenvrij, zonder enige verdere behandeling. Helemaal mooi is het feit dat deze stollingswaarden tot dusver, dus inmiddels vijf tot acht jaar na de gentherapie, stabiel zijn gebleven. De therapie is goedgekeurd door het Zorginstituut, maar nog steeds niet beschikbaar in Nederland. Het is fabrikant en ministerie nog niet gelukt een prijsafspraak te maken, dat is zeer teleurstellend voor de patiënten.’