Fabrikant Enkev levert al sinds 1932 kokosvezel als natuurlijk vulmateriaal voor onder andere meubels en matrassen. “Waren we daar nu mee gekomen, dan hadden we als hippe, duurzame start-up in de spotlights gestaan.”
Storytelling? Bij fabrikant Enkev hoeven ze geen bureau in te schakelen dat voor een gepeperd tarief een, zoals dat heet, ‘inspirerend merkverhaal’ bedenkt. Het bedrijf uit Volendam, dat vul- en afdekproducten maakt van biologische materialen, bestaat dit jaar negentig jaar. “Ons verhaal is,” zegt Marc Dokter, directeur van de Enkev group, “dat we al in 1932 op de markt kwamen met een volledig bio-based product, dus in een tijd die je niet snel aan duurzaamheid koppelt.” Het was wel, vertelt Dokter, een tijd waarin comfort steeds belangrijker werd. De houten bank legde het af tegen de gestoffeerde bank, gevuld met bijvoorbeeld stro of paardenhaar. Dokter: “Omdat dat niet in voldoende mate aanwezig was, is Enkev kunsthaar gaan verwerken, denk aan de bast van een kokosnoot, verwerkt tot een flexibele vezel. Een prachtig product, groeit aan een boom die misschien al honderd jaar CO2 opneemt. Als de boom sterft, groeit er een ander. Alles van die noot wordt gebruikt, we onttrekken niks aan de aarde. Waren we daar nu mee op de markt gekomen, dan hadden we als hippe, duurzame start-up volop in de spotlights gestaan. Kokosvezels, wow, dat is de toekomst!”
Dokter wil maar zeggen: je kunt je als bedrijf een duurzaam imago aanmeten en je daarover, met veel rumoer, op de borst kloppen. Maar je kunt het ook gewoon zijn en dat al bijna een eeuw lang. Dokter: “Duurzame innovatie komt niet alleen voort uit keiharde R&D, je kunt ook omkijken en leren van het verleden. Ik werk hier nu vijftien jaar en ik geef toe dat ik er niet altijd heel bewust mee bezig ben geweest. Nu het steeds belangrijker wordt voor bedrijven om duurzaamheid uit te dragen, kunnen we daarin niet achterblijven.”
Lokale betrokkenheid
Anno 2022 heeft Enkev, naast Volendam en Tilburg, vestigingen in België. Polen en het Verenigd Koninkrijk. Niet al te grote fabrieken zijn het, waar natuurlijke materialen verwerkt worden tot halffabricaten voor meubelen, matrassen, autostoelen, verpakkingen en filters. Onder afnemers daarvan zijn een paar ‘grote jongens’ als Ikea en Hästens, maar ook veel kleine klanten. “We zoeken het, internationaal, in de breedte,” zegt Dokter. Kokosvezel is nog steeds een belangrijk product, maar niet het enige. Voor de lokaal gemaakte producten worden onder andere ook materialen van planten en dieren gebruikt (wol, paardenhaar). Dokter hecht sterk aan lokale productie: “De maakindustrie is een tijdlang uitgeweken naar Azië, maar ik geloof echt dat Europa de toekomst heeft. Lokale productie zorgt voor lokale betrokkenheid, je bent onderdeel van de gemeenschap en draagt er een steentje aan bij. Community building is belangrijk.” Van reuzen als Amazon hoeven we, volgens Dokter, op dat vlak weinig te verwachten: “Die zijn voortdurend op jacht naar de extra miljarden. Dat moet je niet willen. En je moet ook hun duurzaamheidsambities wantrouwen. Kijk eens naar de websites van de grote chemiebedrijven, daar gaat het altijd over recycling. Maar wat komt daar nou van terecht? De grote plasticfabrikanten hebben een jaarlijks groeiende output van 7 of 8 procent. Dat zijn steeds meer spullen op de wereld die wel recyclebaar zijn, maar niet gerecycled worden.”
C02-winst
Dokter is niettemin optimistisch. “De komst van het van aardolie afkomstige PU-schuim kostte ons in de tweede helft van de vorige eeuw bijna de kop. Het zit in heel veel stoelen, banken, matrassen, noem maar op. Het is goedkoop, je kunt het makkelijk vormen, klanten stapten er indertijd massaal op over. Maar het is heel moeilijk te recyclen. Nu bedrijven gaan investeren in een circulair businessmodel zie je ze heel vaak bij ons terugkomen. Als je PU-schuim inruilt voor de natuurlijke materialen van Enkev levert je dat, met een product dat twintig keer minder uitstoot, in één keer een grote CO2-winst op.”
“Duurzame innovatie komt niet alleen voort uit keiharde R&D, je kunt ook omkijken en leren van het verleden”