Het bedrijf Meatless levert plantaardige vezels voor vis- en vleesvervangers aan zowel de vegetarische, vegan als de vleesindustrie. Vanzelfsprekend is dat niet. Eigenaar en oprichter Jos Hugense (63) was een succesvolle vleeswarenproducent toen hij ruim 15 jaar geleden het roer omgooide. Aanleiding is een tweede uitbraak van de gekkenkoeienziekte en zorgen over dierenwelzijn.
Jos Hugense is een idealist – ook rond 2000 was de discussie over diervriendelijkheid hoog – maar vooral een marktdenker. “Ik ben ondernemer, ik denk in economische termen. Al voor de gekkekoeienziekte zag ik dat het perspectief voor vleesproducenten slechter werd, ondanks de stijgende vraag.” Waar hij wel perspectief in zag, was plantaardige vleesvervangers. “Zo’n 50 à 60 procent van het vlees wordt verkocht als samengesteld product.” Een trend die hij in eerste instantie niet had voorzien, was de zeer snelle groei van de vegetarische markt. “Die explodeerde vanaf 2010.” De overstap van vlees naar plantaardige vezels voor vleesvervangers was een avontuurlijke, risicovol ook. “Achteraf blijkt het goed gezien. We leveren de grondstoffen, ideeën en concepten aan de industrie die de consumentenproducten maakt. We zitten aan tafel bij alle grote voedingsconcerns en grote producenten van vegetarisch voedsel.”
Ecologisch belastend
“Het is verstandig om de vleesproductie en -consumptie te matigen. Daar zijn alle deskundigen het wel over eens. Ieder dier heeft een aantal kilo’s voer nodig om één kilo vlees te produceren. Zo’n 50 à 60 procent van alle gewassen die we op de wereld telen, worden geteeld voor beesten die wij opeten. Een rund heeft de langste cyclus, wat betekent dat er het meeste voer en water in gaat. De kip is het meest efficiënt, maar nog steeds moet je voor één kilo kip zo’n 2 kilo intensief geproduceerd voer rekenen. Bij een rund is dat 6 à 7 kilo.” Hugense somt de problemen op die dit oplevert: “Oorspronkelijke landtoepassingen ga je veranderen in een massale monocultuur, met allerlei ecologische gevolgen. Het watergebruik is een probleem, broeikasuitstoot.”
“Willen we voedsel produceren voor een groter aantal mensen, dan moeten er alternatieven komen voor vlees en vis. Vlees, melk en eieren zijn ecologisch belastende producten, omdat ze inefficiënter zijn dan granen of peulvruchten. De vangst van wilde vis loopt tegen z’n limiet aan. Bij 90 procent van de vissoorten die we eten moet de vangst gereguleerd worden om overbevissing binnen de perken te houden. De helft van de vis die we consumeren is kweekvis. Dat heeft net als vlees ecologische impact. Je ziet de visprijzen dan ook al jaren stijgen omdat de schaarste toeneemt.”
Vraag-en-aanbod
Hugense vindt dat veel te makkelijk wordt gedacht over veranderingen. “Er wordt heel makkelijk geroepen ‘boeren moeten anders gaan boeren’, maar zo simpel is dat niet. Ten eerste moeten we in dit land niks, we doen alles uit vrije wil. Dat betekent dat de consument keuzes heeft. Je zult de consument en boer moeten verleiden in plaats van vertellen hoe het moet, zoals in de meeste rapporten staat. Zo werkt dat niet. Het is te makkelijk om veranderingen aan de boeren over te laten. De boer kan de markt niet maken. Tuurlijk is er idealisme, maar uiteindelijk is het doel dat je rendement maakt, wil je continuïteit hebben. Het is de spagaat waarin we zitten. Ons economisch systeem is gebaseerd op vraag-en-aanbod. We zijn onderhevig aan economische wetten, dat marktdenken mis ik in rapporten. We begrijpen allemaal wel welke kant het op moet, de vraag is hoe je dat gaat realiseren.”
Dat supermarkten wordt verweten dat ze alleen maar geld willen verdienen, is onterecht, meent hij. “De supermarkten proberen vegetarisch en vegan te stimuleren. Ze stellen de schapruimte voor ‘plant based’ ter beschikking terwijl de omloopsnelheden fors lager zijn dan die van vlees. En schapruimte is een schaars goed. Wat ze niet kunnen, is de markt bewegen. Het is niet zo dat een product zichzelf gaat verkopen.”
Jongeren
De markt zal het werk moeten doen, meent Hugense. Meer dan de helft van de mensen geeft aan flexitariër te zijn, maar de vleesconsumptie blijft vooralsnog stabiel. Toch is hij optimistisch. “De kwaliteit van de vleesvervangers zal de komende jaren alleen nog maar verder toenemen. Nederland en het VK laten jaarlijkse stijgingen zien van boven de 20 procent bij de verkoop van vegetarische producten en Duitsland en Zuid-Europa lijken te volgen.” Het uiteindelijke doel is hockeystickgroei, waarbij vlees sneller wordt vervangen door een plantaardig alternatief. “De kwaliteit werkt daar zeker aan mee. Ik denk dat het realistisch is dat we over een jaar of tien zo’n 10 tot 15 procent van de vleesproductie kunnen vervangen door ‘plant based’.” Daarna verwacht hij een verdere groei. “Demografisch zal de stijging doorzetten. Het aantal vegetariërs onder de 35 jaar is zo’n vijf tot zes keer zo groot dan boven de 35. Jongeren zijn gewend aan meer plantaardig eten en de smaken daarvan.”
“Je zult de consument en boer moeten verleiden in plaats van vertellen hoe het moet.”
Meer informatie: www.meatless.nl