Een mislukt Landbouwakkoord en een gevallen kabinet. Ondanks zeven maanden waarin de landbouwsectoren met de minister van landbouw onderhandelen, is het niet gelukt om met de overheid verdere verduurzamende stappen te zetten. Een voorbode van een periode met weinig perspectief voor boeren, zou je denken. Maar niets blijkt minder waar, legt Gert-Jan Oplaat uit, Voorzitter van de Nederlandse Pluimveeverwerkende Industrie (NEPLUVI); “Landbouwakkoord of niet, wij blijven verduurzamen. De Nederlandse pluimveesector heeft wereldwijd altijd een koploperspositie gehad en daar blijven wij ons voor inzetten, ook zonder akkoord”.
Dat moet niet eenvoudig zijn. Een sector die het zelf op mag knappen en ondertussen intensieve duurzaamheidsplannen heeft. Hoe doe je dat?
“Als pluimveesector denken wij continue na over hoe wij kunnen verbeteren. Al vorig jaar introduceerde wij ons Masterplan Dierenwelzijn, met daarin op welzijnsgebied korte-, midden en lange termijn verbeter- en investeringsvoornemens. En dat is nog los van onze omschakeling om sinds dit jaar alleen nog maar kip in Nederlandse supermarkten te verkopen met minimaal het Beter Leven 1 Ster keurmerk, hetgeen nog hogere welzijnseisen kent dan het ‘European Chicken Commitment’, waar de Europese retail over drie jaar naartoe wil. Nu het landbouwakkoord niet tot afspraken heeft geleidt met het ministerie, hebben wij zelf alle initiatieven verzameld die daar aan tafel zijn besproken om ze te incorporeren naar een vernieuwde duurzaamheidagenda. Uiteindelijk is het de consument die wij willen bedienen met het meest veelzijdige, maar ook vooral verantwoordde en duurzame stukje vlees. En daarvoor is kip uitermate geschikt”.
Europees gezien doet Nederland het uitmuntend. Maar in eigen land staat de sector vaak onder druk. Is er dan te weinig politieke waardering voor kip?
“Nederlandse pluimveehouders- en slachterijen produceren onder de hoogste standaarden van voedselveiligheid en dierenwelzijnseisen. Zij zorgen ervoor dat de consumentenvraag en die van de horeca, altijd wordt bediend en moeten daarin geregeld investeren om weer aan nieuwe, strengere eisen te voldoen. In de gehele keten, van broederij, pluimveehouder, transporteur tot slachterij wordt kwaliteit bewaakt waar het gaat om het welzijn van de dieren. Dierenwelzijn is altijd een politiek issue en Nederland loopt Europees gezien voorop in haar denkwijze ‘wat het beste is voor de kip’. Sommige politieke partijen hebben daar wel erg radicale meningen over. Maar één ding moge duidelijk zijn; welzijn mag in Nederland nooit in diskrediet komen te staan. Daarom controleren diverse autoriteiten als toezichthouder op het proces. De gegevens kan je gewoon op internet raadplegen. Uit al die controles blijkt dat Nederland koploper is in dierenwelzijn, zelfs internationaal gezien. Zo bevestigt de World Animal Protection Index dat Nederland leidend is in (boven-)wettelijke welzijnsstandaarden.
Er is grote vraag naar de hoogwaardige kipeiwitten uit Nederland. Nederland levert dan ook een belangrijke bijdrage aan de wereldvoedselproductie en volgens verwachtingen zal de internationale vraag zelfs met 22% toenemen in het komende decennium. Ook hier geldt, sommige politieke partijen vinden daar wat van, want waarom zou je meer kip produceren dan je eigen bevolking consumeert? Het antwoord is tweeledig, maar eenvoudig. Enerzijds is Nederland een zeer efficiënte producent van kippenvlees. Door al onze technologie en innovatieve kennis kunnen wij kip duurzaam -en zelfs steeds duurzamer- produceren, waardoor onze kip een lage impact op het milieu heeft. En ook met de restproducten weten wij goed raadt, want de veren, het bloed en vetten die overblijven worden verwerkt tot hoogwaardige grondstoffen en gebruikt in huisdiervoer, de mest kan worden verbrand tot groene stroom en de asresten die daarbij overblijven worden gebruikt als meststof voor de landbouw. Wij zijn dus simpelweg goed in het produceren van verantwoord en veilig kippenvlees en daarbij kent kip in Nederland geen food waste. En ten tweede hebben wij de export keihard nodig om de vleesproducten die in ons land niet worden gegeten af te zetten. Dat is wel zo duurzaam. Denk daarbij aan vleugeltipjes, pootjes en orgaanvlees dat wordt geëxporteerd naar landen waar deze producten veel geliefder zijn op de menukaart dan hier. Daar kan de politiek moeilijk op tegen zijn”.
Op ieder gebied koploper zijn, dat brengt kosten met zich mee. Hoe zorg je ervoor dat die kosten uit kunnen?
Wat wij enorm belangrijk vinden is dat de consument zelf kan kiezen voor welke kip hij kiest. Zo is er voor milieu- en prijsbewuste consumenten een andere keuze dan voor iemand die nadrukkelijk kiest dat het dier biologisch is gehouden. De grootste bedreiging voor Nederlandse pluimveehouders zit vooral in het moeten concurreren met ondernemers uit derde landen, die kippenvlees importeren die niet aan de Europese standaarden rondom dierenwelzijn of antibiotica en voedselveiligheidseisen hoeft te voldoen. Hoe gek ook, dat vlees ligt gewoon in onze schappen en vaak nog voor een lagere prijs ook, omdat de productiekosten en lonen daar lager liggen. Daar moet de overheid wat aan doen. Als consument kunt u kiezen voor in Nederland geproduceerde kip en niet van bijvoorbeeld buiten Europa. Dan heeft u een duurzaam stukje pluimveevlees en helpt uit onze eigen boeren. De rol van de consument in het hoog houden van onze eigen sector is groter dan zij denkt”.