Van de tien topsectoren van Nederland zijn twee in de land- en tuinbouw: de topsector Agro & Food en de topsector Tuinbouw & Uitgangsmaterialen. “Samen hebben die twee dezelfde economische impact voor de Nederlandse economie als die acht andere samen,” vertelt voorzitter Dirk Duijzer van de topsector Agro & Food. Dat staat los van het strategisch belang.
Dirk Duijzer is zich er maar al te zeer van bewust van de uitdagingen voor de Agrofoodsector. “Vaak zeggen mensen tegen mij ‘Dirk, je hebt toch een probleemsector met het stikstofdossier en de biodiversiteit. Ik ben de laatste in het land die zal ontkennen.” Hij vraagt om tijd. “Keulen en Aken zijn ook niet in een dag gebouwd. Bij de land- en tuinbouw lijkt het wel alsof we niet heel veel geduld hebben. De sector draagt ook bij aan oplossingen. Binnen de landbouwsector vindt veel fundamenteel onderzoek plaats, naar resistente rassen, eiwitten uit graan, bioplastics en biobased bouwmaterialen. De sector exporteert jaarlijks ruim 100 miljard euro, waarvan ongeveer tien miljard euro uit technologie bestaat. De omzet verschuift elk jaar een paar procent op van bulk naar specialistische producten en kennis, waar minder vervuiling aan vast zit.”
Transitie
“Door de oorlog in de Oekraïne verschuift dat deel weer naar de voorkant, naar de vraag: hoe gaan we minder ruw om met een sector die een strategische betekenis kan hebben?” Duijzer zet een stap terug in de geschiedenis. “Na de Tweede Wereldoorlog was landbouw strategisch, we kwamen terug van armoede en honger. Overal in de wereld is het van strategisch belang, maar Nederland is dat vergeten.” Dat begint te verschuiven door de oorlog in Oekraïne. “Nu ziet iedereen dat voedsel een strategisch wapen in de oorlog is. Een betrekkelijk onbetekenend land als de Oekraïne – dachten wij – heeft een enorme impact. Je ziet dat de graanprijzen in een keer verdubbelen.
“Ik ben al veertig jaar aan de sector verbonden en maak al veertig jaar van transitie mee. Het is raar dat de politiek en samenlevingen alle innovaties van de andere topsectoren interessant vinden, maar bij de land- en tuinbouw betwijfelt of het zin heeft, wat oplevert en of het wel nodig is. Er is een vorm van ‘Ot en Sien’-denken over de land- en tuinbouw. Alsof er geen innovatie plaatsvindt. In een jaar of twintig is het gebruik van schadelijke stoffen in gewasbeschermingsmiddelen met 95 procent verminderd. Voor ammoniak is dat 75 procent.” Bij onderzoek krijgt de sector hoge waarderingscijfers van de bevolking. “Hoger dan heel veel andere sectoren. Er is een basisgevoel in de samenleving dat boeren goed werk doen, maar wel voor een grote transitie staan. Het vertrouwen is er.”
Landbouwexporteur
“Waar we behoefte aan hebben is een integrale kijk. Het strategisch belang van de land- en tuinbouw voor Nederland wordt steeds groter. Dat kun je zomaar verspelen. Het gaat niet alleen over stikstof, CO2 of biodiversiteit. Er ligt een grote opgave richting 2030 en daarna.” De komende tien jaar stopt dertig procent van de boeren en tuinders hun bedrijf en vermindert de schadelijke uitstoot. Wat resteert is de sector van betekenis, stelt Duijzer. “De specialistenkant kan in dezelfde tijd groeien, zoals de zaaizaad- en pootgoedsector.”
Landbouwexporteur
Nederland is tweede landbouwexporteur van de wereld. Het is een misleidende kwalificatie, verklaart Duijzer. “Tachtig procent van de productie in de wereld is lokaal. We zijn tweede exporteur ómdat er weinig wordt geëxporteerd. Ieder land buiten Nederland ziet landbouw als een strategisch belang. Oorlogen in de wereld gaan bijna altijd over landbouw. Overheden komen altijd in de problemen als er tekorten zijn.”
“Er is een vorm van ‘Ot en Sien’-denken over de land- en tuinbouw.”