Het behoud van de chemische sector voor Europa is van economisch en geopolitiek belang. Op chemiepark Chemelot in Zuid-Limburg worden belangrijke stappen gezet in de transitie van grondstoffen van fossiel naar duurzaam. Centraal in de plannen staat de bouw van een nieuwe Syngasfabriek door Uniper.
‘De weg die we hebben gekozen is hernieuwbaar en goedkoper dan groene waterstof uit zon en wind’
Uniper is van plan om ongeveer 500 miljoen euro te investeren in het project. Met de nieuwe Syngas-fabriek wil Uniper ‘op locatie’ hernieuwbare koolstof en hernieuwbare waterstof produceren uit biologische bronnen. Hierdoor zullen industriële bedrijven op Chemelot naar verwachting niet meer (alleen) afhankelijk zijn van aardgas.
Chemelot
De locatie voor de nieuwe, duurzame syngasfabriek werd gekozen vanwege het unieke industriële ecosysteem. De fabriek staat straks pal naast zijn klanten. Er zijn geen grote infrastructurele werken nodig. Onze reststoffen worden naast de deur afgevoerd en de aanvoer van grondstoffen vindt plaats aan de Maas’, legt Ron Hoogsteen uit. Chemelot is een van de grootste chemische sites van Europa, met meer dan 200 chemische bedrijven, en dat aantal groeit nog steeds.’ In hun strategie kiezen ze gezamenlijk dezelfde richting, afscheid nemen van fossiele grondstoffen zoals nafta en aardgas. Dit doen ze onder andere door producten te recyclen. Omdat dit nooit 100 procent succesvol is, moet je de gerecyclede koolstof aanvullen met de productie van duurzame koolstof uit biologische bronnen.’ Hij legt uit dat er maar drie alternatieven voor koolstof zijn als je geen fossiele grondstoffen meer hebt: recycling; “Directe luchtafvang”, waarbij de koolstof uit de lucht wordt opgevangen – “Wat nu niet haalbaar is” -; en koolstof uit biobronnen.
Patrick Nanninga legt uit dat biomassa zich uitstekend leent als grondstof voor groene chemie. Onze technologie, die waterstof en koolstof combineert, kan de toepassing van groene waterstof versnellen, waardoor bedrijven nog sneller kunnen overstappen op duurzame productieprocessen. Hij legt het verschil uit met het gebruik van biomassa voor energieopwekking. ‘Als je biomassa in een energiecentrale gebruikt, zet je het om in warmte en elektriciteit. In ons proces haal je de waterstof- en koolstofmoleculen uit de biomassa. Deze verwerk je vervolgens in de chemische producten die worden gemaakt. Biogebaseerde grondstoffen vervangen dus aardgas als bron van duurzame koolstof en waterstof.’ Onvolkomenheden in de regelgeving vormen echter een knelpunt voor grootschalige toepassing. De regelgeving richt zich momenteel alleen op de energietransitie en niet op de transitie van grondstoffen in de chemische industrie en het terugdringen van hun emissies. Daarnaast noemt hij de regelgeving voor groene waterstof. ‘Je kunt waterstof alleen “groen” noemen als het afkomstig is van niet-organische bronnen, uitsluitend wind- en zonne-energie. Naar onze mening is biowaterstof, dat ontstaat als bijproduct van ons vergassingsproces, net zo efficiënt in het verminderen van emissies als groene waterstof, en zou het als zodanig erkend moeten worden.
De productie van RFNBO groene waterstof is – zelfs met subsidies – duur, waardoor de markt niet van de grond komt.’ Volgens de Renewable Energy Directive III (EU RED III Directive) is Nederland verplicht ervoor te zorgen dat 42% van de energie uit waterstof die in de industrie wordt gebruikt, in 2030 wordt gedekt door groene waterstof en 60% in 2035. ‘De weg die we hebben gekozen, met duurzame biobronnen als bron, is hernieuwbaar en veel goedkoper dan groene waterstof uit zon en wind. De regelgevende instantie heeft nooit goed gekeken naar de vermindering van emissies via de bio-grondstofroute, wat de reden is waarom waterstof uit biomassa niet als “groen” werd beschouwd en momenteel niet meetelt voor het RED III doel. Deze definitie van groene waterstof – of tenminste de specifieke waterstofroute waarlangs emissiereducties in de industrie worden nagestreefd – is te smal. De waterstof die we produceren is net zo duurzaam als groene waterstof. Onze duurzame waterstof concurreert in prijs met de lange termijn prijstrend van de waterstofmarkt en helpt om de Brusselse RED III doelstellingen en de klimaatdoelstellingen van Parijs te halen. Het is cruciaal om te focussen op het einddoel dat we willen bereiken: minder CO2-uitstoot, tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten.’ In 2025 verwacht Uniper te beslissen of de centrale doorgaat. De belangrijkste voorwaarde is volgens Hoogsteen en Nanninga zekerheid over de erkenning van de duurzaamheid van de biowaterstof en marktpositie die mede door het regelgevend kader wordt beïnvloed. Op dit moment zijn fossiele alternatieven goedkoper, zoals aardgas. ‘Het is essentieel om een regelgevend kader en stimulans te creëren voor onze hernieuwbare koolstof en waterstof, geproduceerd volgens duurzaamheidscriteria. Dit zou resulteren in een product waarmee we de markt op kunnen en waarmee de chemische sector de grondstoffentransitie in kan gaan, zonder de internationale concurrentiepositie in gevaar te brengen. De Nederlandse chemische sector droeg in 2023 21 miljard euro bij aan het Nederlandse BBP. Het is essentieel dat de sector behouden blijft in Nederland.’