Nederland levert een belangrijke bijdrage aan de wereldvoedselproductie. “De vraag naar kippenvlees zal door een snel toenemende wereldbevolking van 7 miljard naar bijna 10 miljard mensen blijven toenemen”, stelt Gert-Jan Oplaat, voorzitter van de Nederlandse Vereniging van de Pluimveeverwerkende Industrie (NEPLUVI). “De verwachting is dat de vraag naar dierlijk eiwit in 2050 met 60% wereldwijd zal toenemen.
Bij de huidige 7 miljard mensen zitten zo’n 2 miljard mensen die nog geen dagelijkse toegang hebben tot vlees. Bij een welvaartstijging zal ook een aanzienlijk percentage van deze bevolkingsgroep zich tot vlees aanwenden. Met name de vraag naar kip is sterk groeiende. Dat komt, omdat kippen, zelfs onder hoge dierenwelzijnslabels van langzaam groeiende rassen, in vergelijking met ander vee, snel hun voer omzetten in kilo’s vlees. Doordat het vlees relatief snel te produceren is heeft kip de laagste CO2 footprint en dus de minste impact op het milieu. Daarnaast is het een goede bron van eiwitten, vitamines en mineralen is. Kip is duurzaam en hip” aldus Oplaat, “Kip heeft de toekomst. Ook het Voedingscentrum onderschrijft dat kippenvlees een onderdeel is van een gezond voedingspatroon”.
De goede naam in kwalitatief hoogwaardig pluimveevlees van de Nederlandse producenten maakt dat Nederlands kippenvlees in de toekomst meer afzet zal gaan vinden in het buitenland. “Nederlandse pluimveeslachterijen moeten aan de strengste voorwaarden ter wereld voldoen op het gebied van hygiëne, voedselveiligheid en dierenwelzijn, waarop permanent toezicht van de Voedsel en Warenautoriteit zit. Zonder toezichthouder mag er niet worden geslacht. Momenteel is de totale vleessector goed voor een jaarlijkse omzet van twaalf miljard euro, waarvan drie miljard euro pluimveevlees. Een kwart van de kipproducten vind haar bestemming buiten Europa. Daaronder voornamelijk de delen van de kip die in Nederland nauwelijks worden gegeten, zoals looppoten, orgaanvlees en vleugeltips. “Juist om foodwaste te voorkomen is de export van minder-populaire delen belangrijk”, aldus Oplaat, “door producten die voor humane consumptie geschikt zijn, ook daarvoor te bestemmen in delen van de wereld waar zij wel een delicatesse zijn. Wat bij ons een bijproduct is, is in een ander land een premium product”.
Nederlandse standaarden
“Niet al het vlees in de supermarkten is Nederlands vlees. Het is vaak niet eens in omringende landen geproduceerd”, aldus Oplaat. “Door handelsverdragen is ook Oekraïens vlees of Braziliaans vlees verkrijgbaar, dat onder lagere standaarden en lagere kosten dan het Europese vlees is geproduceerd. Nederland produceert met zo’n 20%-30% hogere kosten dan deze landen en heeft met haar duurdere arbeid en grondprijzen een uitdaging om de concurrentie aan te gaan. Nederland is alleen in staat om op de wereldmarkt te concurreren als er gelijke standaarden komen volgens het zogenaamde ‘Level playing field’ (red: ‘Eerlijk speelveld beginsel)”. Zo noemt Oplaat dat in Nederland het gebruik van antibiotica alleen curatief wordt gebruikt. Dat houdt in dat het alleen toegediend mag worden als de dieren ziek zijn en dat is geconstateerd door een dierenarts. “In Nederland is het gebruik van groeibevorderende stoffen zoals hormonen streng verboden en is het antibioticumgebruik sinds 2009 met driekwart gedaald. In Brazilië wordt het echter nog ruim toegepast en ook dat vlees ligt in de Nederlandse supermarkten. Het vooruitstrevende gedrag van Nederland om het beter te doen dan andere landen, wordt dus weinig beloond”.
Een omgekeerde beweging
Nederlandse supermarkten hebben zich gecommitteerd om vanaf 2023 alleen nog maar Beter Leven 1 Ster kippenvlees in de schappen te hebben liggen. Het Beter Leven keurmerk kent nog hogere welzijnseisen dan het ‘European Chicken Commitment’ waar de buitenlandse retail vanaf 2026 naar zal overschakelen. Nederland is daarmee het enige Europese land waar consumenten geen vers vlees van reguliere kip kan kopen. De ‘Beter Leven kip’ is echter niet beter voor het klimaat. “Doordat de dieren langzaam groeien is er meer energie nodig in de stallen om jonge kuikens te verwarmen en doordat de dieren langer leven om op slachtgewicht te komen stoten zij ook meer uit en hebben zij meer voer nodig. Dat vergroot de CO2 uitstoot, wat een hogere impact op het milieu betekent. Qua duurzaamheid, op het aspect milieubelasting, maakt Nederland zodoende een omtrekkende beweging”, aldus Oplaat. “De nieuwe kip wordt hierdoor op bepaalde vlakken minder duurzaam dan de reguliere kip. Omdat we in luxe en welvaart leven kunnen wij ons zo’n omgekeerde beweging in dit deel van de wereld permitteren, maar juist bij de voorspelde bevolkingstoename is efficiëntie in productie nodig. Kip is het meest gegeten vleessoort in de wereld en juist omdat er zoveel vraag naar kwalitatief hoogwaardig voedsel is, produceert Nederland voor het buitenland nog wel kip dat op reguliere wijze wordt gehouden. In die zin wordt buiten Nederland, duurzamer Nederlands vlees geconsumeerd dan binnen Nederland. En de restproducten van de Beter Leven kip die in Nederland niet geconsumeerd wordt; de vleugeltjes en de looppootjes, zullen in Azië niet meer opbrengen dan dezelfde producten van een reguliere kip. Een financiële meerwaarde van productiemethoden met hogere dierenwelzijnsstandaarden wordt in het buitenland niet toegekend.
Dat alles neemt niet weg dat veel ontwikkelingen zich blijven voortzetten, zowel op gebied van dierenwelzijn als het verlagen van de impact op ons milieu. Efficiëntie en welzijn hoeft elkaar niet altijd in de weg te staan. Als Nederlandse sector zijn we op weg naar energieleverende, klimaat neutrale stallen en CO2 efficiënte productiemethodes”.
Voor meer informatie: www.kipinnederland.nl