Voor een bewuste kledingkeuze is het belangrijk dat je als consument niet alleen weet uit welk land het product vandaan komt, maar ook hoe het is gemaakt. Nieuwe regelgeving vanuit de Europese Unie moet de consument bewuster laten kopen en de kledingbranche en kleding zelf duurzamer maken. Repareren en hergebruik wordt gestimuleerd.

Kleding is niet alleen een middel om onszelf te beschermen tegen regen, kou of de wind, het is ook steeds meer een middel geworden om onszelf te uiten. De verleiding om iets nieuws te kopen is groot.

Bewuster kopen

Het aanbod van modieuze en betaalbare kleding is de afgelopen decennia gigantisch toegenomen. In 15 jaar tijd, tussen 2000 en 2015, is de textielproductie verdubbeld. Onze liefde voor kleding heeft ook een keerzijde. Onze kledingkasten zijn voller dan ooit. Volgens een schatting van het CBS bezit de gemiddelde Nederlander 50 jassen, broeken en truien per persoon en bijna 40 stuks ondergoed. Wat geldt voor de kledingkast geldt ook voor de textiel- en afvalcontainer: de gemiddelde Nederlander gooit 12 kilo kleding weg per jaar, bij elkaar is dit bijna 6 miljoen ton. Elke seconde wordt er een volle vrachtwagen aan textiel op een afvalplaats gestort of verbrand. Minder dan 1% van het materiaal van oude kleding wordt gebruikt voor nieuwe kleding.

Textiel heeft na voedsel, huisvesting en mobiliteit de grootste impact op het milieu en klimaatverandering. Denk aan het gebruik van land en water, maar ook aan het afval. Daarom is de Europese Commissie de afgelopen jaren met verschillende plannen gekomen om de kledingbranche veel duurzamer te maken en de consument bewuster te laten kopen: minder “fast fashion”, waarbij je kleding koopt die je maar kort draagt, en meer hergebruik en reparatie. Momenteel liggen er een groot aantal wetsvoorstellen op tafel die dit vanuit Europa beogen te regelen. De plannen kunnen in drie categorieën worden onderverdeeld.

Het kledingstuk

Verandering begint bij de consument zelf; bij bewuster kopen door duurzame keuzes te maken. De voorstellen van de Europese Commissie helpt consumenten daarbij op drie manieren, met voorstellen over de producten zelf. Om te beginnen moet de hoeveelheid microplastic in textiel naar beneden. Op dit moment is ruim een derde (35%) van alle microplastics in het milieu terug te voeren op textielproducten. Informatie over een kledingstuk moet ook goed vindbaar zijn via een digitaal productpaspoort, zoals een QR-code op het kaartje. Een laatste stap richt zich op de kwaliteit en het ontwerp. Kleding moet langer meegaan. Het moet makkelijker te repareren en te recyclen zijn. Bijvoorbeeld door te zorgen dat een rits niet is verlijmd, zodat je deze makkelijk kan laten vervangen als deze stuk is.

Kleding moet langer meegaan en makkelijker te repareren en te recyclen zijn

De producent

De manier van werken van producenten moeten zich ook aanpassen. Geretourneerde of onverkochte kleding vernietigen is vaak goedkoper dan de artikelen opnieuw te proberen verkopen. De Europese Commissie gaat dit ontmoedigen. De vervuiler betaalt, dit betekent dat kledingproducenten verantwoordelijk zijn voor de volledige levenscyclus van textielproducten, inclusief het afval die hun textiel voorbrengt. Vanaf 2025 is het verplicht om textiel gescheiden in te zamelen. De kledingindustrie gaan meebetalen aan de verwerkingskosten. Het betekent dat ze dus maar beter kunnen zorgen dat de kleding lang meegaan. Een ander belangrijk punt is het tegengaan van “greenwashing”. Er mogen daarnaast geen onterechte claims meer gedaan worden dat producten groen en duurzaam zijn. Uit onderzoek van de Commissie blijkt dat ruim de helft van groene claims (53%) vaag, misleidend of ongegrond is en 40% niet onderbouwd. Consumenten moeten meer duidelijkheid en zekerheid krijgen dat wanneer iets als “groen” wordt verkocht, dit inderdaad zo is. Momenteel zijn er ten minste 230 verschillende labels. Een richtlijn voor groene claims moet wildgroei tegengaan en de betrouwbaarheid waarborgen.

Afgedankt textiel

Veel van onze afgedankte kleding, gemiddeld zo’n 3,8 kilogram per Europeaan, eindigt in Afrika en Azië. Een groot deel hiervan eindigt op open stortplaatsen. Om een einde te maken aan de praktijk waarbij afval zogenaamd voor hergebruik wordt uitgevoerd, komt er nieuwe wetgeving, die verduidelijkt wat afval is en wat als herbruikbaar textiel wordt beschouwd. Dit moet de export van afgedankt textiel naar landen buiten Europa verminderen en duurzaam textiel overal stimuleren, óók buiten Europa.

Een duurzame, circulaire industrie bevordert de werkgelegenheid. Als kleding makkelijker te repareren wordt en langer meegaat, dan hebben we meer kleermakers en tweedehandswinkels nodig, daarom worden dat soort bedrijven gestimuleerd. Elke 1000 ton textiel die wordt ingezameld is goed voor 20 tot 35 nieuwe banen in de EU.

Alles bij elkaar moeten de maatregelen er voor zorgen dat “slow fashion” de overhand gaat krijgen. Bij de productie van kleding moet worden nagedacht over de manier waarop het wordt geproduceerd – met oog voor mens en natuur – en gebruikt. Dat begint met een bewustere keuze voor een langere levensduur, reparatie en hergebruik. Als producent en consument zijn we nu aan zet.

Voor meer informatie bezoek de website